metropolis m

zaaloverzicht voor Het Romains wastafeltje, 1983 en achter, Samenzwering der zinnen, 1983-6

De eerste tekst die ik publiceerde was gewijd aan René Daniëls. In Beeld, het tijdschrift van de kunsthistorische faculteit van de UvA, schreef ik over de verwantschap van René Daniëls met Marcel Broodthaers. Ik herinner me meerdere dagen bij galerie Andriesse te zijn ingetrokken om het werk te bestuderen. Paul Andriesse had vrijwel alles compleet gearchiveerd, elke tekening en schilderij had een kaartje met een ekta of dia eraan vastgeplakt. De tekeningen en schilderijen zaten door elkaar, chronologisch geordend, waardoor je precies kon zien hoe de motieven uit Daniëls werk zich van tekening naar schilderij naar tekening en weer naar schilderij verplaatsen.

Ik moest eraan denken bij het bekijken van het indrukwekkende overzicht dat Wiels aan Daniëls heeft gewijd. Het is in grote lijnen chronologisch, met op de eerste verdieping de eerste acht jaar en op de tweede vooral werk uit de laatste twee jaar voor zijn hersenbloeding. Er is ook een kleine afdeling met recent werk, een beetje verstopt achter een muur.

De tweedeling is een belangrijke ingreep omdat het oeuvre zo wordt verdeeld in een meer figuratieve afdeling op de eerste verdieping, en boven een met de meer ‘abstracte’ werken, waarin het fameuze vlinderstrik annex tentoonstellingszaal centraal staat. In plaats van de vloeiende verbinding, die het oeuvre zozeer kenmerkt, wordt een ander element geaccentueerd: het verschil, of misschien moet ik het tweeslachtigheid noemen, waarlangs het oeuvre van Daniëls zich beweegt.

Rechts Alzumeazule

rechts Mr Noordzee (de Architect), 1984, links 2 i's vechtend om een punt en Zonder titel, 1982

Links Spray armée, 1983, rechts Historia Mysteria, Spel der kluizenaars, 1982

Die dualiteit binnen het oeuvre dient zich al direct bij het begin van de tentoonstelling aan, waar een zaal gewijd is aan het beroemde motief van de twee i’s vechten om een punt. De twee i’s zijn door Daniëls weergegeven als letters, abstracte tekens dus, maar ook in het portret Mr Noordzee, in wie je de kunstenaar zelf kunt herkennen, de ene helft gehuld in duisternis. Hij maakt een gebaar alsof hij het ook niet weet. Ertegenover hangt het schilderij Apollinaire, de dichter, tekenaar, woord-beeld kunstenaar.

Het is een tegenstelling tussen ratio en emotie, het bewuste en onbewuste die in vrijwel elke zaal wel in allerlei varianten terugkomt, misschien niet altijd zo overduidelijk als hier maar subtieler. Zo is daar direct aan het begin al de goochelaar die een bijna beeldvullende rookwolk uit de schoorsteen trekt. Boven het tafereel staat ‘Alzumeazume’, wat zich hier laat lezen als een goochelspreuk, maar tevens een anagram is van La Muse Venale, een motief waar Daniels eerder al schilderijen aan wijdde. De amorfe vorm van de rookwolk duikt in wel meer werken op in de omliggende zalen.

Daniëls was in die jaren een dichterlijk schilder die geïnspireerd raakte door beelden en woorden en daar op associateve wijze schilderijen mee samenstelde. Zijn schilderijen zijn puntig, helder en tegelijkertijd ook suggestief. Ze gaan erg over zijn kunstenaarschap, de positie in het veld, de schilder als schrijver, de schrijver als schilder. Marcel Broodthaers is nooit ver weg.

Achtergrond Eindelijk alleen, 982

links Ondergrond verbonden, 1983 en rechts Het Romeins wastafeltje, 1983

De tentoonstelling brengt op overtuigende wijze verschillende thematisch en formeel verwante schilderijen in beeld. Het laat zien hoe Daniëls bereid was steeds weer nieuwe wegen te bewandelen, zonder het verleden los te laten. Sommige schilderijen verwijzen naar thema’s waar hij jaren aan is blijven werken, dwars door nieuwe thema’s heen. In zijn hoofd was de coherentie vermoedelijk veel vloeiender en tegelijk chaotischer of twijfelachtiger dan de tentoonstelling met haar heldere indeling wil suggereren.

Dat wordt bijvoorbeeld duidelijk in het het beroemde ideale tentoonstellingsontwerp van Daniëls dat hij in de jaren tachtig introduceerde en dat de vorm aannam van carrousels die een blijvende openheid en dynamiek suggereren. In Wiels kruipt er daarentegen een zekere lineariteit in het oeuvre, zelfs doelgerichtheid, die er ook wel was maar niet zo nadrukkelijk. Vooral in de tekeningen valt dat goed te zien, de specie van zijn werk. Ze hangen hier niet als het cement tussen de werken, maar in een aparte afdeling.

Ook de Lentebloesemreeks cultiveert de beweeglijkheid van Daniëls oeuvre. Deze uitgeklede bomen met woorden als bloesem aan de takken zijn evengoed plattegronden van muren of kades, waarlangs Daniëls met allerlei fictieve combinaties van zijn werk ‘aanlegt’. Chronologie is daar van ondergeschikt belang.

Zonder titel, 1985-7

Rechts uit Lentebloesem, links Kades Kaden

Het is aardig hier te kunnen herkennen hoe je aan het werk zelf kunt af zien dat Daniëls een veelgevraagd succesvol kunstenaar was, die steeds grotere exposities mocht samenstellen. Hij werd door omstandigheden gedwongen na te denken over wat het samenstellen van overzichten van het werk precies betekent, kwam daarbij ook voortdurend in contact met werken die hij allang had verkocht. Hij werd als het ware nog meer toeschouwer van zichzelf, zijn eigen kunstenaarschap dan hij al was en maakte dat in de loop van de jaren steeds meer onderwerp van zijn werk.

Waarbij hij zich ogenschijnlijk steeds meer een buitenstaander voelde. Er lijkt zelfs een zekere vervreemding plaats te vinden van de kunstenaar die hij was. Kenmerkend is de manier hoe in het late werk tentoonstellingszalen zijn geschilderd inclusief vierde wand, die de toeschouwer en de kunstenaar zichtbaar buiten de afgebeelde zaal plaatst, alsof je door een glaswand (waarop ook schilderijen hangen) de ruimte inkijkt. Hoe zelfreflectief kun je als schilder zijn?

De tentoonstelling in Wiels is bijzonder door haar compleetheid, met verschillende werken die nooit eerder zijn getoond. Maar ook door de heldere wat kunsthistorische  inrichting, op een manier zoals Daniëls dat zelf vermoedelijk nooit had gedaan. Veel sleutelwerken zijn er. Ik mis alleen het schilderij uit Daniëls Magritte-periode waarin hij de kachel uit de oude galerie van Andriesse centraal stelt, en die hij op een Broodthaers-achtige wijze gebruikt als een soort ‘gietvorm’ om allerlei betekenissen aan te verbinden. Laat Koenraad Dedobbeleer, aan wie op de bovenste etage in Wiels een overzicht is gewijd, zijn tentoonstelling nu juist centreren rondom een werkelijk functionerende kachel (het was overigens Broodthaers die schreef: ‘Fume, c’est du Belge’ – dus misschien moet ik Dedobbeleer eens vragen over diens Broodthaers sympathieën).

Daniëls was, destijds in de jaren tachtig bij de voorbereiding van mijn artikel over hem, niet beschikbaar voor een gesprek, ik weet niet precies meer waarom niet. Ik herinner me wel een telefoongesprek met hem. Stond ik op de trap in mijn studentenhuis te bellen met de wonderboy van de Nederlandse kunst van die jaren. Ik weet niet wat hij vond van mijn suggesties over de relatie tussen hem en Broodthaers, ik denk dat het hem al snel te eenduidig was. Van het gesprek herinner ik me vooral de opmerking aan het eind, toen hij zich afvroeg of hij op zijn eigen werk zou kunnen afstuderen. Dat leek hem wel wat. Niet lang daarna kreeg hij een herseninfarct.

Zaaloverzicht

Zaaloverzicht, meest rechts Painting on the Flag 

Slotzaal met onder meer Membrane, Vlies, 1987, zijn laatste werken voor zijn hersenbloeding

René Daniëls, Wiels brussel, t/m 6.01.2019

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen