metropolis m

Een half jaar te laat om het 150-jarig jubileum groots te kunnen vieren, opent de Rijksakademie dit weekend de studios van 44 kunstenaars van over de hele wereld. Deze editie van de populairste Open Studios van het land is die van geluid en beweging.

Ergens in je ooghoeken kriebelt een ruisje, draait er iets, worstelt het. Vingertjes kietelen de lucht in een installatie van Razia Barsatie. Een ruimte vult zich met muziek, terwijl plots een stoel in de rondte sjeest, tegen een geschilderd decor van Romeinse ruïnes (Ian Page) En er is geur. Het gebouw waar vroeger de stallen van de voormalige kazerne zaten, ruikt vaag naar bleekmiddel. Als je het atelier van Ima-Abasi Okon betreedt, ruik je de geur van vlees. Het ligt te sudderen in een oventje, met stukken bot erbij.

Razia Barsatie

De residenten hebben, net als iedereen, een vreemde tijd achter de rug. De helft was net gearriveerd, toen de lockdown van start ging, vertelt directeur Emily Pethick. Het heeft een rol gespeeld, bij sommige kunstenaars die zich over hun eigen omgeving bogen. Aldo Esparza Ramos boorde een gat in zijn studio. Dwars door het gewapend beton, om er op het zand te belanden. Daar hield hij performances, zien we op een videoscherm. Het is een earth-port, legt hij uit. We zijn te ver van de aarde verwijderd, we moeten weer op zoek naar de connectie. Bij het ronde gat staan onder meer zijn schoenen opgesteld, als een aankondiging van zijn aanwezigheid. Het lokale is globaal.

Aldo Esparza Ramos

Catalina Gonzàlez

Plaatsgebonden lijkt ook de trap omhoog van Catalina González. Maar de twee meter die je in Amsterdam omhoog klautert, een plankier op, is precies de twee meter van een gat in Iqique, ontstaan dankzij de aardbeving van 2014. Je kunt er het raam uitklauteren, zodat je in een niemandsland naast het gebouw terechtkomt. Sluip door het struikgewas, langs de stenen van Ramos’ uitgraving, en je komt weer het gebouw in. Lokaal lijkt misschien ook de zonsondergang die ze filmde in de haven van Rotterdam en Amsterdam, maar de zon is overal thuis. In een verklaring aan de muur schrijft González over de geschiedenis van zonaanbidding, onder meer hoe Aymara tijdens koloniale tijden noodgedwongen hun erediensten heimelijk uitvoerden.

Donghwan Kam (ism Minji Choi) verzamelde alle planten die aanwezig zijn in het gebouw en zette ze bij elkaar vor zijn studio. Ze staan opgesteld als een indoorjungle, compleet met luchtbevochtigers. Alsof ze nooit eerder zoveel liefde en aandacht hebben ontvangen. Elke plant staat voor een botanische reis van elders, geeneen stamt uit Nederland. Lotte van Geijn, een aantal ateliers verder aan dezelfde gang, begint ook met wat haar eigen omgeving biedt: in een losbladige uitgaven beschrijft ze haar zoektochten, naar geluiden, naar schelpen, naar kunstwerken die er door eerdere residenten in haar atelier werden gemaakt. Ze schrijft mooi, een beetje melancholiek, over verloren collecties en gelukkige treffers.

Donghwan Kam

Lotte van Geijn

Bij sommigen is het eigen lijf of de plek waar de kunstenaars verblijven het startpunt voor onderzoek naar migratie, geschiedenissen en identiteit. Sungeun Lee doet dat zelfonderzoek met behulp van hightech. Gedreven door zijn narcolepsie, roept hij met camera’s en lenzen een gevoel van vervreemding op, als je door die lenzen tuurt, en jezelf in beeld ziet. Alsof je boven jezelf zweeft. De techniek die sommige kunstenaars gebruiken, is behoorlijk complex, maar in de handen van de kunstenaar net zo vanzelfsprekend, als klei, verf of film.

Sungeun Lee

Mette Sterre is haar eigen robot. Er hangt een pak middenin de ruimte. Tegen een latex wand vol hobbels en bobbels in alle kleuren woelt een slapeloos, mechanisch monster, ter grootte van een kleine shetlandpony. Dat pak, een kunstmatige huid met bulten en een masker dat haar hele hoofd bedekt, trekt ze aan voor een performance. Het oogt benauwd, de kunstenaar ziet nauwelijk iets en strompelt door de ruimte, in gevecht met zichzelf en de omgeving. Gelukkig is een van haar performers, die op de binnenplaats een lange trage dans doet temidden van grijze slangen die op spanning worden gehouden, erbij om haar in de gaten te houden. Haar werk is feministisch, legt ze uit. Sterre laat robotica er zacht en imperfect uitzien, in tegenstelling tot het gladde, rationele uiterlijk dat je associeert met robots. De ruimte is bedekt met sea-skin, vertelt ze, ‘het oogt chemisch maar het is organisch residu’. Tijdens de lockdowns was er tijd voor introspectie. Ze wil wat ze noemt de somatische ervaring van de laatste tijd, zichtbaar maken. Ze zoekt de imperfectie op, en toont het lichaam in vervorming, verandering. ‘Want wat zijn we meer dan mens, wanneer worden we de ander?’

Mette Sterre

Mette Sterre

Ook Sands Murray-Wassink is feminist. Hij is dit jaar guest artist-in residence. Zijn studio is deels archiefruimte, deels expositieruimte. In drag bestiert hij zijn inrichting: een video wil maar niet aan de praat. Zijn archief heeft hij ingericht naar aanwijzingen van Adrian Piper, met wie hij contact onderhoudt. Zijn werk is ook een ode aan de feministische kunstenaars uit de jaren zeventig, Carolee Schneemann en Hannah Wilke. In de tijd dat hij de Ateliers bezocht als jonge kunstenaar, maakte hij een reeks foto’s met Wilkes als voorbeeld. Keer op keer dook hij voor de camera met zelfontspanner om zichzelf vast te leggen in een pose waarvan hij hoopte dat die op een pose van Wilke zou lijken. Nu toont hij ze, twintig jaar later, voor het eerst. Hij had het nog niet eerder gedurfd, met name vanwege wat hij als anti-feministisch sentiment ervoer op de Ateliers. De tijd is er rijp voor. Zijn werk leest als een hartekreet, het is kwetsbaar, naakt, zichzelf. Sands Murray noemt het survival acceptance art: als je jezelf accepteert, doet het kwetsen minder pijn.

Sands Murray-Wassink

Sands Murray-Wassink

Feminisme is terug van nooit weggeweest. Net als boze punk. Maar deze keer is de boze punk een vriendelijke, Japanse kunstenaar, die met stop-motion film en harde, repetitieve muziek een aanklacht formuleert, tegen de machthebbers in Japan, die zo lang en zo saai zichzelf herhalen, in de hoop dat alle ellende vanzelf overgaat. Of dat tenminste toch de publieke aandacht verslapt. Maar niet zonder slag of stoot, als het aan Takeshi Ikeda ligt. Hij zet ze weg, de mannen in pak, als vernietigers, compleet met doodskop. Hij speelt met misleiding als tactiek: een installatie vol kinderlijke spulletjes, ze zien er lief uit. Maar in zijn video’s zoekt hij de weerstand op, van het individu tegen de officiele machten en krachten. Punk, nu in de gedaante van een beleefde, vriendelijke jonge kunstenaar.

Takeshi Ikeda

Takeshi Ikeda

De kunstenaars van de Rijksakademie zijn kwetsbaar en strijdlustig tegelijkertijd, persoonlijk en politiek. Ze zijn, de meesten dan toch, de ultieme belichaming van soft power. Denken en voelen zijn even belangrijk in deze editie, in de onaflatende drijfveer van kunstenaars om te verbeteren. Zichzelf, ons en de wereld. Misschien wel dankzij corona en de daaruitvoortvloeiende introspectie, is dit een ijzersterke editie.

Rijksakademie Open Studios 17 t/m 27.6.2021 Meer info HIER

Machteld Leij

is kunstcriticus

Recente artikelen