metropolis m

Helen Verhoeven, The Family, olieverf op doek, 190 x 425 cm, 2021, courtesy Helen Verhoeven & Galerie Stigter Van Doesburg, Amsterdam,foto: Jeroen van der Meyde

De tentoonstelling ‘Grensverkenners’ in het Koninklijk Paleis op de Dam, wil graag maatschappijkritisch zijn, maar de vraag is hoe kritisch je kunt zijn als gast van de koning. Jorne Vriens schrijft over de bijzondere jubileumtentoonstelling met oud-winnaars van de Koninklijke Prijs voor de Schilderkunst, die hun werk exposeren in ruimtes waar de kunst niet eerder hing.

Slimme zet van de curatoren om in de troonzaal van het Koninklijk Paleis op de Dam de voltallige koninklijke familie op een schilderij te presenteren. Omdat het de eerste zaal is van de tentoonstelling, voelt het als een ontvangst. Helen Verhoeven schilderde dit indrukwekkende groepsportret met alle leden van het huis Oranje-Nassau en aanhang. Het gaat dwars door de geschiedenis heen terug van Willem de Rijke tot prinses Amalia, die als troonopvolger van de huidige koning vooraan staat. Transhistorisch wordt dat samenvoegen zonder achting voor geleefde tijd genoemd. Je kunt ook denken aan de albumhoes van Sgt. Peppers Lonely Hearts Club Band, waar dit schilderij best op lijkt. Het is knap geschilderd, want het is niet ondenkbaar dat een voorstelling als dit was geëindigd in een houterige compositie op groot formaat. Verhoeven heeft voor samenhang gezorgd op dit doek van ruim vier meter breed door drie honden te schilderen die tussen het gezelschap scharrelen, alsof de groep in een ruimte staat.

De tentoonstelling die door de diverse zalen en kamers van het paleis voert heet Grensverkenners en is gelijktijdig te zien met het werk van genomineerden en winnaars van de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst 2021. Ter ere van het 150-jarig bestaan daarvan selecteerden Mirjam Westen en Richard Kofi werk van laureaten (en een tweetal genomineerden) van de prijs. Ansuya Blom heeft in dit gezelschap de prijs het langst geleden gewonnen, in 1981; Raquel van Haver is met haar winst in 2018 de meest recente begunstigde van koninklijke aandacht voor schilderkunst. Het is precies die koninklijke allure, zo eigen aan deze prijs, die de curatoren handig hebben gebruikt bij hun selectie, zo blijkt uit een rondgang door de paleisvertrekken. Alsof alles wat hier getoond wordt Koninklijke goedkeuring heeft gekregen.

Dat blijkt bijvoorbeeld in de tweede ruimte, waar ook een familieportret is te zien, in dit geval van een zwarte familie. Esiri Erheriene-Essi schilderde een moeder met haar baby en vier dochters. Boven een kast, achter een stel kandelaars hangt het schilderij alsof het hier altijd gehangen heeft. Het is een kennismaking met een onbekende familie, in vette penseelhalen toch heel herkenbaar op het doek gezet. Tegelijkertijd is het ook een kennismaking met een stijlfiguur die vaker wordt gebruikt in de tentoonstelling: de vanzelfsprekendheid benadrukken van het feit dat portretten van niet-witte mensen aanwezig zijn in een statige, voorheen geheel witte omgeving. Ze hangen aan de muur als de portretten van de naaste familie.

De meeste présence hebben de twee menshoge doeken van Raquel van Haver, ten voeten uit. De twee mannen dragen maskers die Van Haver in haar zo kenmerkende schilderstijl haast boetseerde. Op de maskers na is de stijl veel minder dik aangebracht. De maskers zijn op het gezicht van de figuren geschilderd. Dat maakt hun beweging tegelijkertijd expressief en hun identiteit volstrekt onbekend – wat ruimte openlaat voor identificatie. Geflankeerd door stukken van Ferdinand Bol en Govert Flinck – ironische genoeg de leerlingen van Rembrandt die succes oogsten door de pasteuze schilderstijl van hun meester af te zweren – houden de twee figuren enigmatisch stand.

[blockquote]Welgestelden of machthebbers worden afgebeeld als spookachtige figuren om aan te geven dat een onverwerkt verleden hen achtervolgt

Raquel van Haver, Serie Masquerade: Pasha, olieverf, teer, houtskool, krijt, leem op jute, 210 x 170 cm, 2015 en serie Masquerade: Sepa,olieverf, teer, houtskool, krijt, leem op jute, 210 x 170 cm, 2015, collectie kunstenaar, foto: Benning & Gladkova

Natasja Kensmil, Ferdinand II and Isabella I,  2017, olieverf op doek, 200 x 150 cm, courtesy Andriesse - Eyck Gallery, Amsterdam, foto: Benning & Gladkova

Van Natasja Kensmil is kenmerkend werk te zien, waarbij welgestelden of machthebbers worden afgebeeld als spookachtige figuren om aan te geven dat een onverwerkt verleden hen achtervolgt. In dit  geval gaat het om Ferdinand II en Isabella I, onder wie werd begonnen met het koloniseren van de Amerika’s. De scherpe lijnen in zwart-wit, de holle ogen, ze laten weinig aan de verbeelding over. Het morele oordeel is duidelijk. Dat er met een andere blik naar de geschiedenis wordt gekeken als op het moment dat er portretten van vorsten en regenten werd gemaakt, moge duidelijk zijn, maar het is inmiddels ook een beetje een dooddoener.

Uit de selectie van het werk valt op te maken dat de curatoren geen overzicht willen geven van de afgelopen decennia schilderkunst in Nederland aan de hand van de prijswinnaars, of een overzicht van de ontwikkeling van de schilders zelf. Nee, vooral maatschappelijk engagement blijkt beslissend geweest bij de selectie van zestien kunstenaars, die divers is met opvallend veel vrouwen onder de geselecteerden.

Niet altijd is dat engagement even duidelijk. Turend naar de voet in rode hakschoen die Ina van Zyl schilderde, is moeilijk te begrijpen hoe deze afbeelding verband houdt met het Apartheidsverleden van Zuid-Afrika, zoals in de catalogus wordt betoogd. Ook bij het werk van Hadassah Emmerich wordt het me niet helder hoe reacties op haar kleurgebruik een waaier aan vragen zouden moeten oproepen. Ik lees dat bij de samenstellers vooral speelt hoe deze reacties zijn beïnvloed door ‘de West-Europese kunsthistorische canon, door opvattingen over gender, en door het koloniale verleden?’ Het lijkt mij voer voor een promotieonderzoek, of drie.

Ina van Zyl, Woman, olieverf op doek, 100 x 80 cm, 2018, collectie AkzoNobel Art Foundation, Amsterdam, foto: Benning & Gladkova

De confrontatie met het verleden van het gebouw wordt nergens in de tentoonstelling  echt concreet. Terwijl daar wel mogelijkheden voor zijn, neem bijvoorbeeld het feit dat de koloniale Sociëteit van Suriname in het toenmalige Stadhuis vergaderde – een feit dat overigens wel in de catalogus wordt genoemd. Tegelijkertijd is het misschien al veelzeggend dat een tentoonstelling ter ere van een koninklijke prijs zich, voorzichtig weliswaar, politiek uitspreekt. Grensverkenners kan daarmee ook een omschrijving zijn van de samenstellers.

Sommige kunstenaars gaan wel een verbinding aan met de paleisvertrekken en reageren dan vooral op de weelde. Suzan Drummen bijvoorbeeld legde op het tapijt van de koninklijke werkkamer glimmende stenen in een wervelend patroon. In felle kleuren overstemmen ze makkelijk het geslepen glas (kristal? Pardon!) van de kroonluchter. Hoewel het geen schilderij is, gaat alle aandacht uit naar de rest van het interieur dat even origineel als anachronistisch is.

Ander werk raakt overschaduwd door de omgeving. Navid Nuur vermaalde vitaminepillen en lijmde het poeder op doek, maar in plaats van een minimalistisch rustpunt te worden, oogt het eindresultaat even vlak als je aan de hand van de beschrijving zou verwachten. De door Isabel Cordeiro gebundelde lappen staan stil in een kamer, maar omdat de omgeving zo zelfverzekerd gestileerd is, doet het vooral aan als een slecht geplaatste prop. Bij de materialenlijst van dit werk wordt een robot genoemd, maar het ding lijkt zijn lot stilstaand af te wachten.

Isabel Cordeiro, Pardon my subjectivity, installatie, 75 x 85 x 75 cm, 2019, foto: Benning & Gladkova

Kim van Norren, Cruel Words, acrylverf op doek, 170 x 160 cm, 2015; We Will Meet Again, acrylverf op doek, 165 x 145 cm, 2020; I Will Rise Like a Phoenix, acrylverf op doek, 165 x 150 cm, courtesy Galerie Cokkie Snoei, Rotterdam, foto: Benning & Gladkova

Soms is het de vrije schilderkunst wel heel erg moeilijk gemaakt door de plaatsing. Het werk van Kim van Norren is te zien in de vierschaar, de ruimte waar doodvonnissen werden uitgesproken in de tijd dat het Paleis nog stadhuis van Amsterdam was. Die oorspronkelijke functie is duidelijk af te lezen aan het meesterlijke beeldhouwwerk dat Artus Quellinus verzorgde, waaronder allegorieën op de rechtspraak en enkele schedels. Aan dat oorspronkelijk gebruik denk je daardoor meteen bij het lezen van de tekst op Van Norrens doeken: ‘Cruel Words, ‘We will meet again’ en ‘I rise like a phoenix’. Niet aan het Songfestival of een speech van Queen Elizabeth, zoals de kunstenaar beweert het te hebben bedoeld.

Mattijs van den Bosch, Lente 2020 / Spring 2020, acrylverf op doek, 120 x 105 cm, 2020, collectie kunstenaar, foto: Benning & Gladkova

Er zijn ook momenten dat alles heel mooi samenvalt. Dat is bijvoorbeeld het geval bij Mattijs van den Bosch. Hij schilderde een vrouw die bezig is de ramen te lappen op een zonovergoten dag. Het doet in eerste instantie denken aan de hoeveelheid werk die nodig is om zo’n paleis schoon, blinkend en fris te houden. Op het tweede gezicht zou het ook kunnen dat de vrouw op het schilderij met haar witte doek naar de kijker zwaait. Het schilderij hangt voor een venster in de gang (op de plaats waar vaker ‘bedriegertjes’ hangen) die uitzicht geeft op het balkon van het Paleis, de plek waar het wuiven zo ongeveer is uitgevonden. Dit werk, net zoals dat van Verhoeven en Van Haver maakt dat je in een flits voelt dat de geschiedenis van het gebouw de kunst van nu kan versterken.

Alle foto’s courtesy Koninklijk Paleis op de Dam

Grensverkenners, Paleis op de Dam, Amsterdam, 15.7 t/m 3.10.2021, met: Ansuya Blom, Mattijs van den Bosch, Isabel Cordeiro, Suzan Drummen, Esiri Erheriene-Essi, Hadassah Emmerich, Melissa Gordon, Raquel van Haver, Niek Hendrix, Rabi Koria, Iris Kensmil, Natasja Kensmil, Kim van Norren, Navid Nuur, Sara Sejin Chang (Sara van der Heide), Helen Verhoeven en Ina van Zyl 

Jorne Vriens

is kunsthistoricus

Recente artikelen