metropolis m

voorgrond Bodo Korsig, 2005, keramiek; achtergrond Sint Sebastiaan, die wordt gezien als beschermheilige van de pestlijder 

De iconografie van een pandemie is van alle tijden, zo leert de tentoonstelling De pest in Museum Het Valkhof in Nijmegen. De beelden die we vandaag met Covid-19 relateren, zijn in feite al eeuwenoud. Zo ook de door angst gevoede omgang met een epidemie.

Corona, we zijn er helemaal klaar mee. Lockdown, reproductiegetal, vaccinatiecijfers – we kunnen het niet meer horen. De emotionele stemming rond de pandemie is in een jaar tijd veranderd van doodsangst in oeverloos chagrijn. Geef me nieuws, geef me verhalen, als maar niet over die pestpokkenziekte.

En toch toog ik, tegen beter weten in, naar de tentoonstelling De pest in Museum Het Valkhof in Nijmegen. Uit nieuwsgierigheid uiteraard, en vooral om te zien tot wat voor verbeelding zo’n akelige ziekte door de eeuwen heeft geleid.

De tentoonstelling was, hoe ironisch, als gevolg van de lockdown zelf slachtoffer van haar onderwerp, en is lange tijd niet te bezoeken geweest. Nu de tentoonstelling wel open is, zijn er maatregelen genomen waar een museumbezoeker twee jaar geleden, in het gedrang van de blockbusters van toen, niet van zal hebben durven dromen: via tijdslots en looproutes wordt het bezoek streng gereguleerd, zelfs stevig aan banden gelegd, met als gevolg prettig lege zalen.

Het controleregime, dat een museum altijd al vertegenwoordigt en graag met gepast gezag probeert uit te stralen, is onder corona naar nieuwe niveaus opgetild, overigens niet alleen in Nijmegen. De inrichting van De pest blijkt in lijn daarmee ook nog eens getoonzet naar model van de kerker, en hult zich in het duister, met donkere getraliede ruimtes, alsof je de tentoonstelling in de kelder bezoekt. Op de grond schieten onder mijn voeten een paar ratten weg, gelukkig is het een videoprojectie.

De tentoonstelling blijkt een aangename verrassing. Onverwacht actueel, qua kunst, met een evenwaardige balans tussen historisch en hedendaags werk. Er is voor gekozen niet alleen het historische verhaal te vertellen, maar ook gezocht naar de hedendaagse doorwerking van de thematiek, die onder corona alleen maar actueler oogt.

Meest opvallend daarbij is de universaliteit van wat je de iconografie van de pandemie kunt noemen. Doodsangst wordt vertaald in allerhande verbeeldingen van de aantasting van de integriteit van het lichaam, in wonden, zweren en huidverkleuringen (zie een gruwelijk Christusbeeld, in de opening van de expositie, het paars kleurende zieke kind van Gerard Terborgh, maar even verderop ook in een inmiddels vrij beroemde video van Kate Cooper: We need sanctuary, waarin het perfecte lichaam wordt gecontrasteerd met een ziek en zwaar aangetast lijf).

Er is een onophoudelijke aanwezigheid van de dood, in een lange reeks skeletten (soms letterlijk een rij in oude grafiek), die zich soms over onze schouders heen buigen, dan weer door de huid heen naar voren dringen, alsof de dood al lang in ons huist en nu, op een moment van zwakte, zijn kans grijpt (zoals bijvoorbeeld bij de ook hier vertegenwoordigde Berlinde de Bruyckere, die in een werk met enkel twee hangende benen refereert aan de kruisiging).

[blockquote]Op de grond schieten onder mijn voeten een paar ratten weg, gelukkig is het een videoprojectie

Henrick van Holt, 1520-1530

Jacques Callot, 1631-32, ets

video-animatie

anoniem, Job op de mesthoop, 1450

Er is veel bijgeloof rondom een pandemie, zoals blijkt uit het leger aan beschermheiligen dat in Nijmegen passeert, in beelden en schilderijen van bijvoorbeeld Sebastiaan en Adrianus. En er is de nodige speculatie over de oorzaak ervan, aan de hand van ratten (die overigens pas na eeuwen met de ziekte zijn geassocieerd), vleermuizen en ander gedierte als de ongenode dragers van de ziektekiemen. In de laatste zaal krijgt dit thema een vervolg in gelikte verbeeldingen van het tegenwoordige dierlijke angstbeeld: het virus en de ziekteverwekkende bacterie, als de grote onzichtbare vijand van het moment die zich onopvallend door de lucht kan verplaatsen.

In veel werken zijn verbeeldingen te zien van hetzes en andere maatschappelijke onrust die bij een pandemie de kop opsteken. De sociale paniek wordt zichtbaar in wilde samenscholingen op oude grafiek en een enkel schilderij, maar ook verbeeld in als CNN-nieuwsupdates gepresenteerde historische feiten op videoschermen, waar aan de hand van historische afbeeldingen in headlines wordt gerapporteerd over massale uitbraken op allerlei plaatsen in Europa door de eeuwen heen, en de daaruit volgende sociaalpolitieke consequenties.

In de tentoonstelling wordt ook meermaals gerefereerd aan de cultuur van quarantaine (cq afwezigheid) die zo past bij een grote onbekende ziekte. Er zijn prenten van de eerste zestiende-eeuwse pesthuizen die buiten de steden verrezen en aan de muur zijn kruizen geplakt op de plek waar werken tijdelijk verwijderd zijn (zogenaamd in quarantaine geplaatst). In dit kader is ook aardig om te zien hoe de verplegers al eeuwenlang op Ku Klux Klan-achtige wijze van top tot teen zijn ingepakt bij de behandeling van slachtoffers. 

Het stigma van een door een epidemie getroffen patiënt is niet gering, dat wordt wel duidelijk; het slachtoffer wordt doorgaans direct geëxcommuniceerd en buiten de gemeenschap geplaatst, als was het je ergste vijand. En als de patiënt wordt afgebeeld is het als een lichaam op sterven na dood.

Vaker wordt hij volkomen buiten beeld gehouden. De onzichtbaarheid van patiënten is een opvallende karakteristiek van de pandemie, zo heeft corona ons wel geleerd.

De onzichtbaarheid van patiënten is een opvallende karakteristiek van de pandemie, zo heeft corona ons wel geleerd

Carolein Smit

17e en 18e-eeuwse sculptuur

Kahn & Selesnick, 2019-20

Waar de historische kunst vaak specifiek op de pest is gericht, als een bijna feitelijk historisch verslag, is de aanwezige hedendaagse kunst meer algemeen van karakter. Zij speelt in op gevoelens eromheen, meer dan specifiek aan pak’m beet Covid-19 te refereren. Berlinde de Bruyckere’s beeld van dood en lijden noemde ik al, datzelfde geldt voor Carolein Smits die een omvangrijke danse macabre toont, wandvullend uitgebeeld, met een grote groep witte keramiek.

Ook Silvia B zal niet specifiek de pest in gedachten hebben gehad. Maar haar verbeelding van Lina, een buste van een vrouw met ratjes achter haar rug, is natuurlijk wel gevoed door de culturele overlevering van de door de pest gekleurde dubbelhartige houding tegenover het beest.

Het is juist de continuïteit van die culturele onderlaag die de tentoonstelling relevant maakt. In Nijmegen blijkt de angst voor de pandemie diepgeworteld te zijn, de gruwel voor de pest is spreekwoordelijk, we hebben er letterlijk de pest aan. De vrees voor wereldwijde epidemieën is ons van jongsaf aan ingegeven, aan de hand van legio angstverhalen, met bijpassende beelden, en zo bij ieder van ons al onderdeel van ons geheugen, zonder dat we tot voor kort zelf met een wereldwijde ziektegolf in aanraking waren gekomen. 

De tentoonstelling eindigt met een moralistisch getoonzet citaat uit De pest van Albert Camus, dat via de dagelijkse talkshows inmiddels gemeengoed geworden is. Hij schrijft dat de gemeenschap die denkt dat de ziekte bedwongen is (in ons geval dankzij massavaccinatie) bedrogen uit zal komen. Het is slechts een kwestie van tijd voordat de pandemie weer de kop op zal steken.

In gedachten hoor ik magere Hein hard lachen.

Célio Braga, Full blown, 2004-20, het werk weegt evenveel als de kunstenaar en verwijst in de titel naar het hoogtepunt van een ziekte

Anna Dumitriu, Ex voto, 2016-heden

Anna Dumitriu, Ex voto, 2016-heden

Baum & Leahy, 2019, installatie met bacteriën en op de achtergrond het tekstfragment van Albert Camus

De pest, Museum Het Valkhof, Nijmegen, t/m 22.8.2021

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen