metropolis m

Alexandra Landré, foto: Lotte van Uittert

Van alle vier de grote steden wordt in Den Haag het minste per hoofd van de bevolking aan cultuur uitgegeven. Dat heeft ook gevolgen voor de individuele steun aan makers, die vaak uit de stad vertrekken. Rogier Brom bezocht een bijzonder energieke en constructieve avond in Nest en reflecteerde op de culturele kaalslag in Den Haag.

Het lukt lang niet altijd om binnen een debat over cultuurbeleid het gesprek over de problemen in de sector goed op gang te brengen. Toch beleef ik de debatavond I beg to differ – Prinsjesdag bij Nest als een levendige uitwisseling tussen panel en publiek. Alexandra Landré (artistiek directeur Stroom), Steven van Lummel (directeur poppodium PIP, kunstenaar), Robert van Asten (wethouder mobiliteit, cultuur en strategie) en Damani Leidsman (kunstenaar en cultureel adviseur) worden flink aan de tand gevoeld. Dat de sfeer desalniettemin de hele avond goed blijft, is deels te danken moderator Nike Ayinla, die de avond openhartig over haar vakantie begint en zo de toon zet voor een avond waarin niemand een blad voor de mond neemt en tegelijkertijd iedereen zich kwetsbaar op kan stellen.

[blockquote]Hoe kan de Haagse maker een betere en eerlijker plek toebedeeld krijgen?

Moderator Nike Ayinla, foto: Lotte van Uittert

Damani Leidsman, foto: Lotte van Uittert

De focus ligt op een zogenaamd ‘middenkader’ van de Haagse culturele sector. Wat dit middenkader precies zou moeten behelzen blijkt tijdens het gesprek lang niet voor iedereen duidelijk, maar de samenstelling van het panel zorgt voor voldoende eigen invullingen. Van Lummel merkt bijvoorbeeld op dat Den Haag weliswaar een kunstacademie heeft maar lange tijd niet in staat is gebleken diegenen die hier afstuderen voor dat middenkader van de stad te behouden.

In reactie op weerwoord uit het publiek bevestigt hij dat die onderlinge liefde tussen maker en stad wel sterker aan het worden is, en Landré bevraagt de rol die culturele instellingen hierin kunnen spelen. Van Asten steekt af door het belang van de sector te benadrukken, en wijst daarbij meteen op de moeite die het soms kost om beleid door te voeren. Dat dit laatste wel nodig is, blijkt onder meer uit Leidsmans opmerking dat Den Haag in vergelijking tot de andere drie van de vier grote steden in Nederland de slechtste infrastructuur voor makers heeft. Daarmee is de urgente vraag die vanavond centraal staat onomstotelijk de volgende: Hoe kan de Haagse maker een betere en eerlijker plek toebedeeld krijgen?

GELD EN VERTROUWEN

De zwakke lokale infrastructuur komt gedurende de avond meerdere keren voorbij. Daarbij wordt de vergelijking gemaakt met de bestedingen aan cultuur in de rest van de vier grote steden; per hoofd van de bevolking wordt in Den Haag het minst uitgegeven aan kunst en cultuur. In een gedeelde oproep vanuit het Haagse directieoverleg podiumkunsten en de Haagse musea werd er al eerder op gewezen dat er jaarlijks een kleine 19 miljoen euro extra nodig is om het culturele leven in Den Haag weer op peil te krijgen. Een jaar eerder adviseerde de Commissie Leertouwer al dat het beschikbare budget niet toereikend was om de beleidsdoelen te kunnen halen. Doordat alle partijen het met een (te) laag budget moeten doen, zou een situatie ontstaan waarin niet wordt samengewerkt maar vooral geconcurreerd. De onderlinge liefde die Van Lummel eerder noemde, lijkt daarmee een breekbare.

Steven van Lummel, foto: Lotte van Uittert

Robert van Asten, foto: Lotte van Uittert

Leidsman wijst erop dat er naast geld ook meer vertrouwen in makers nodig is. Dat dit ontbreekt blijkt bijvoorbeeld uit de makersregeling die vanuit de gemeente is ingesteld tijdens de coronapandemie. Om aanspraak te kunnen maken op de regeling, moet een maker een organisatie vinden die de maker wil steunen. Zonder instelling of stichting kan een individu namelijk geen aanspraak maken op de regeling. Dat betekent ook dat vooral makers die al een netwerk in Den Haag hebben van de regeling kunnen profiteren. Zulk beleid werpt drempels op voor makers die nieuw zijn of nog niet eerder aanspraak maakten op subsidies. Van Lummel benoemt PIP Powerpitch (een avond waarop jonge makers een klein bedrag voor hun idee kunnen krijgen wanneer ze dit overtuigend pitchen) als een alternatieve mogelijkheid om financiering direct bij de maker te krijgen. Toch is het hierbij ook voor PIP moeilijk om écht buiten het eigen netwerk te geraken. PIP begon ooit als een kleine broedplaats en is inmiddels een instelling geworden. ‘En dat betekent iets’, echoot Van Lummelen de woorden waarmee Landré zich aan het begin van de avond afvroeg wat de rol van instellingen is binnen een sterke cultuursector.

Dat de toets voor toelating voor de makersregeling de facto bij instellingen komt te liggen is een fout die relatief makkelijk op te lossen is door een onafhankelijke commissie op te richten, zegt Leidsman. Den Haag is relatief laat met het realiseren van een goede logistiek om makers te ondersteunen, maar kan gebruik maken van veel best practice voorbeelden van andere steden.

I beg to differ - Prinsjesdag, foto: Lotte van Uittert

I beg to differ - Prinsjesdag, foto: Lotte van Uittert

MEER DAN EEN ECONOMISCH GESPREK

Uiteindelijk benadrukt Landré dat het gesprek om de infrastructuur te versterken al te lang op dezelfde wijze wordt gevoerd. Het gesprek zou los moeten komen van alleen het economische, waarbij het gesprek voortkomt uit tekortkoming. Veel beter is het volgens haar om het gesprek te beginnen vanuit een perspectief van zorg en wederkerigheid. Leidsman valt haar bij. Volgens hem wordt er teveel naar de culturele sector gekeken als een private sector, terwijl kunst ook een archief is van wie we zijn. Dat is een functie die prima uit gemeenschapsgeld gefinancierd kan worden.

Maar eens te meer wordt de positie van individuele makers onder de aandacht gebracht. Het systeem waarin instellingen gatekeepers zijn werkt niet, dat er al 25 jaar wordt gesproken over een Haags fonds voor de kunsten helpt ook niet. Toch is het wel nodig. In zo’n fonds zien de aanwezigen de mogelijkheid voor een stabiele basis waarop ambtenaren, die relatief veel wisselen, kunnen leunen. Als de energie in de zaal en de constructieve toon in het gesprek echter worden voortgezet buiten Zaal 3 aan het De Constant Rebecqueplein, zou de situatie die als een impasse lijkt te zijn ervaren, zomaar opengebroken kunnen worden.

I beg to differ, debatreeks, Nest, Den Haag, 21.9.2021 ism Orisun Studio

Rogier Brom

is coördinator onderzoek bij de Boekmanstichting

Recente artikelen