metropolis m

Lungiswa Gqunta, Sleep in Witness, Zinodaka, 2023, installatie bij AKINCI, foto: Peter Tijhuis

Wat is er gedurende deze editie van Amsterdam Art zoal te zien in de galeries? Annabel Josephine bezocht zeven locaties en licht de presentaties uit. Een terugkerend thema valt op: de eenwording van mens en natuur.

Galerie Fleur & Wouter

Natacha Mankowski − MILOS (Van Ostadestraat 43A)

Misschien is een schilderij in de basis niet meer dan een compositie opgetrokken uit pastels en olie. Galerie Fleur & Wouter presenteert een solotentoonstelling van Natacha Mankowski (Parijs, 1986), die met haar werk het schilderij terugbrengt tot zijn fundament. Haar scholing als architect weerklinkt in haar beeldende kunst. De schilderijen overwoekeren de uitgebeende galerieruimte als een opnieuw vormgegeven landschap. Gekleurde strepen en vormen komen los van de doeken op de witte muur. Het ruikt aangenaam, naar de klei van een rivierbedding. Of naar drop, zoals de galeriehouder suggereert.

Mankowski reist af naar plekken waar mineralen te vinden zijn, rond vulkanische gebieden met name, en vangt het landschap op haar doek. Het zijn ruwe impressies van panorama’s, luchten en terrazzo-achtige ondergronden, van het Griekse eiland Milos in deze serie. Het materiaal, dat Mankowski grotendeels meebrengt van de plekken die ze bezoekt, springt centimeters van het doek. Door de keramische structuur doen de schilderijen haast sculpturaal aan. Haar vingerafdrukken zijn gemakkelijk te traceren, als sporen op het land. Alleen de wat artificiële pasteltinten verraden dat de schilderijen mensgemaakt zijn en geen natuurverschijnsel op zichzelf.

We hebben het een tijdje over de vraag of het al dan niet legaal is om werkmateriaal te nemen uit de natuur. ‘Ik pak meestal niet meer dan een handvol,’ verdedigt Mankowski zich. ‘De hoeveelheid die een toerist zou meebrengen als souvenir.’ Bovendien is het landschap toch geen consumptiegoed?

Installatie Natacha Mankowski bij Galerie Fleur en Wouter. Foto: Jonathan de Waart

Installatie Natacha Mankowski bij Galerie Fleur en Wouter. Foto: Jonathan de Waart

Galerie GoMulan

Jan Steenman and Sam Hersbach Creatures (Van Ostadestraat 43A)

In dezelfde open, hoge ruimte met de schoolse ramen presenteert galerie GoMulan haar tentoonstelling, naast Fleur & Wouter. Er is werk te zien van Jan Steenman (1995) en Sam Hersbach (1995). ‘Toen ik besloot hen te presenteren, kwam ik er pas achter dat zij samen naar de kunstacademie gingen’, vertelt galeriehouder Mulan. ‘Misschien herkende ik eenzelfde oorsprong in hun werk.’

Steenman is gefascineerd door dna-strengen, die voor het menselijk oog onzichtbaar zijn. De manier waarop ze getekend worden in biologieboeken − met partikels die elkaar spiegelen − is een interpretatie. We weten niet hoe dna-strengen eruitzien. Steenman vergroot een fictieve vorm tot surrealistische sculpturen die doen denken aan de ruggengraat van een dinosaurus, opgegraven uit een zandbank, of een uit de kluiten gewassen kluwen koraal. Zijn fascinatie voor de menselijke verbeelding komt ook terug in de kleinere sculpturen die hij baseerde op mythen.

Ook Hersbach leunt op het surrealisme. Op het eerste gezicht hebben zijn schilderijen iets speels; het zouden illustraties kunnen zijn bij een artistiek kinderboek. Er zijn vlinders, trollen, slangen, bossen. Maar in tweede instantie vallen de maatschappelijke thema’s op die hij verwerkt in zijn voorstellingen. Moderne techniek en natuur komen samen tot ze nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn. Hersbach kiest er vaak voor om een detail uit te lichten tot een immens formaat, zoals een telefoon in een hand. Daarbij onderzoekt hij het onderscheid tussen ‘hoge’ en ‘lage’ kunst, in zijn verbeelding van Hazes bijvoorbeeld, die uit een gebergte oprijst. Of Hersbach verafgoodt of ridiculiseert, dat is aan de kijker.

Overzicht 'Creatures' van Jan Steenman en Sam Herbsach, bij GoMulan Gallery

Sam Hersbach, links: Mic to the Sky (2022) en rechts: Mouthfull of Reality (2023) bij GoMulan Gallery

Galerie AKINCI

Lungiswa Gqunta − Sleep in Witness (Lijnbaansgracht 317)

Een maanlandschap is uitgestort over de galerievloer. Her en der zijn er barsten in het pleisterwerk geslopen, die nauwkeurig overstrooid zijn met los zand. Om de paar stappen staan blauwe rotsen van glas. Deze hoekige waterbellen lijken nauwelijks ontvankelijk voor de regels van de zwaartekracht.

In haar werk onderzoekt Lungiswa Gqunta (Kaapstad, 1990) hoe dromen ons terugbrengen naar een cultureel geheugen. Het apartheidsregime heeft zij wegens haar jonge leeftijd niet aan den lijve ondervonden, maar de erfenis ervan is des te onvermijdelijker in haar installaties. Ze is op zoek naar de rituelen die sneuvelden onder de etnische segregatie, of alleen fluisterend werden overgedragen. In een verduisterde ruimte achter een zwaar wit gordijn wordt een film vertoond waarin ze zich als een rotsblok van een berg laat rollen om weer in contact te komen met de origine van haar land.

‘Waar haar werk een aantal jaar geleden nog aanrekenender van aard was,’ vertelt galeriehouder Leylâ Akinci, ‘is het nu opvallend verzoenend.’ Zo is er een zwevende mobiel van prikkeldraad, omwikkeld met indigoblauwe stof. Door het vijandige materiaal waarmee de townships worden afgesloten van de rest van het land te buigen en in te binden met textiel, transformeert het tot een onschuldige vorm. Het prikkeldraad van Gqunta heeft nog het meest weg van de ‘tumbling weeds’: de balen hooi die over de Zuid-Afrikaanse vlakten tuimelen met behulp van de wind.

Soms weerklinken haar aanrekeningen een stuk helderder. In de achterste ruimte van de galerie zijn twee wandkleden te zien die Gqunta maakte tijdens haar residentie in de botanische tuin van Washington DC. Ze ontdekte veel parallellen tussen de koloniale geschiedenis van inheemse planten en mensen, die beide bruut van hun oorspronkelijke context werden ontdaan. In de stof van een van de wandkleden zijn lucifers verweven, waarmee Gqunta lijkt te zeggen dat de boel wat haar betreft best in de hens gestoken mag worden, zij het niet dat de stokjes zijn geordend in de vorm van een nieuw groeiende plant. 

Lungiswa Gqunta, 'Zinodaka', 2022, eerder te zien bij Henry Moore Institute, nu bij galerie AKINCI. Foto Rob Harris, courtesy WITW & AKINCI

Lungiswa Gqunta, Sleep in Witness, Zinodaka, 2023, installatie bij AKINCI, foto: Peter Tijhuis

Lungiswa Gqunta, Sleep in Witness, Zinodaka, 2023, installatie bij AKINCI, foto: Peter Tijhuis

Galerie Tegenboschvanvreden

The Valleys of Sainte-Victoire: Cosmos and Cosmetics − Fernando Sánchez Castillo (Bloemgracht 57)

Op de vensterbank van de galerie, voor het hoge raam dat uitkijkt op de met zon overgoten Bloemgracht, ligt een stapeltje gebronzeerde boeken. Wie dichterbij komt ziet dat elk exemplaar een rotte plek heeft met een diameter van zo’n vijf centimeter, waar de bladzijden grof verbrijzeld zijn. ‘Er is geen betere kogelstopper dan een boek van 350 pagina’s,’ vertelt kunstenaar Fernando Sánchez Castillo. ‘De universiteit van Madrid zette haar ramen ermee af in 1936, en in Oekraïne gebeurt nu hetzelfde.’

Castillo verzamelt onschuldige methoden van geweld weren. Even verderop staat een levensgroot houten sculptuur van August Landsmeer, de Duitse scheepswerker die in 1936 gefotografeerd werd met zijn armen demonstratief over elkaar gevouwen, terwijl de andere dokwerkers een Hitlergroet brachten. Er is een bescheidener sculptuur gebaseerd op Tomiko Higa, het Japanse meisje van zeven jaar oud dat in 1945 op het Amerikaanse leger afliep met een witte vlag over haar kleine schouder geslagen.

Het werk van Castillo is opvallend demonstratief en antikapitalistisch van aard. Centraal in de galerieruimte balanceert een koperen adelaar op een bol. De vogel is beklad met de kleuren van het verendek van een papegaai. ‘Kapitalisme is niets anders dan het volgende totalitaire systeem,’ zegt Castillo, ‘vermomd als iets kleurrijks.’ Dieper in de ruimte staan zijn gebronzeerde maskers op sokkels; populaire vermommingen die gedragen zijn tijdens protesten wereldwijd, vaak tegen inflatie.

De werken lijken tot stand te komen volgens eenzelfde truc, en leunen stevig op de verhalen die ze vertegenwoordigen. Toch is het fijn om door een galerieruimte te struinen met esthetische objecten waar we ons direct toe verhouden.

Fernando Sánchez Castillo, 'Tomiko', bij galerie Tegenboschvanvreden

Galerie Caroline O’Breen

Becoming Earths − Anouk Kruithof, Elisa Strinna, Manjot Kaur (Hazenstraat 54)

Het is een steeds breder gedragen gedachte: de mens is niet losgezongen van de natuur, maar maakt er onafwendbaar deel van uit. Drie kunstenaars geven vorm aan een toekomst waarin levens die nauwelijks verbonden leken, plots verweven raken.

Het werk van Anouk Kruithof krijgt een prominente plek in de smalle, diepe galerieruimte. Een van haar foto’s is gedrukt op de wand tegenover de entree. Het zwart-witte beeld doet denken aan een oerse waterval of een sequoia boom. ‘Het is dus een kliko’, lacht de galeriehouder. ‘Wanneer je plastic van zo dichtbij fotografeert, neemt het haast natuurlijke vormen aan.’ In de andere werken van Kruithof − het lijken foto’s, maar deze beelden zijn samengesteld uit stockmateriaal en middels green screen − is te zien hoe een robot zich een weg navigeert door een regenwoud.

In de kleine, achterste zaal staan de porseleinen sculpturen opgesteld van Elisa Stringa. Zij brengt de vormen van menselijke organen samen met de vormen van planten. Zo gingen medicijnvrouwen in de late middeleeuwen te werk: zij geloofden dat planten die visuele gelijkenissen vertoonden met bepaalde organen, een medicinale werking hadden voor die organen. 

Opvallend zijn de geschilderde miniaturen van Manjot Kaur, die nauwkeurig ingelijst aan de wand hangen. In eenzelfde figuratieve stijl als de eeuwenoude Indiase traditie, onderzoekt Kaur hedendaagse vragen over ecologie en vrouwzijn. De klassieke heldinnen uit de Indiase cultuur laat ze een metamorfose ondergaan: zij versmelten met de uitstervende dieren en planten van hun omgeving. Een priegelige tekst vertelt een nieuwe mythe, een legenda geeft de ernst van de bedreiging aan. Met het vervagen van natuur, lijkt Kaur te vertellen, vervaagt ook de oorspronkelijke cultuur.

Installatie Anouk Kruithof bij galerie Caroline O’breen

Installatie Manjot Kaur bij galerie Caroline O’breen

Galerie Fons Welters

Occult Geometry − Jennifer Tee en /virgin/waste/renewable − David Jablonowski (Bloemstraat 140)

De vervreemdende groene deur van de galerie met de afgestompte hoeken geeft het gevoel van een onderzeeër binnenstappen. In de smalle eerste zaal hangen de werken van Jennifer Tee aan de wanden. Ze heeft vuur gevangen op papier. Met haar geometrische vormen onderzoekt ze de origine van abstracte kunst, en de mogelijkheid om daar mythische vertellingen aan toe te voegen. Daarvoor doet ze een beroep op de Chinese geheimtaal van Tao, die volledig uit diagrammen bestaat.

In de buik van de galerie staan de sculpturen van David Jablonowski (1982, Bochem) opgesteld, sereen verdeeld over de ruimte. De brede, zwarte sokkels hebben gladde ondergronden waarop het werk weerspiegeld staat, of ondergronden met een opvallende pasteltint, roze en babyblauw. Het zijn werken die tentoongesteld konden worden tijdens de architectuurbiënnale in Venetië. Zijn het miniaturen van ruïnes, of maquettes van gebouwen die nog opgetrokken moeten worden? Natuursteen en mensgemaakte vormen komen samen. Jablonowski gebruikt een 3D printer en gerecycled materialen voor de creatie van zijn werk. Paradoxaal genoeg is in de zandsteen die hij in zijn geboorteplaats vond nog steenkool aanwezig: de vervuilende brandstof waarmee het naoorlogse Duitsland zich wederopbouwde. Vervuiling is zo’n integraal onderdeel van ons wezen geworden, lijkt Jablonowski hiermee te zeggen, dat het onontkoombaar is.

Links: David Jablonowski, rechts: Jennifer Tee. Bij Galerie Fons Welters

David Jablonowski bij Galerie Fons Welters. Foto: Sonia Mangiapane

Galerie Bildhalle

Margaret Lansink − Friction (Willemsparkweg 134)

‘Mensen leven in een chronische tijd, die ik nauwelijks interessant vind. De natuurtijd, ofwel de cyclische tijd, probeer ik te vangen in mijn werk.’

De lichte bovenruimte van de galerie is gewijd aan de foto’s van Margaret Lansink. Het zijn esthetische zwart-witbeelden van lichamen en van landschappen, soms samengebracht in nauwkeurige collages. Vaak zijn ze voorzien van bladgouden details, naar de Japanse traditie van Kintsugi: het verlijmen van scherven met gesmolten goud. Lansink verbleef zelf in Japan toen haar dochter besloot het contact een tijdlang te verbreken. Later herstelden zij hun band.

Ze zit aan de lange tafel terwijl rond haar de ruimte gereed gemaakt wordt voor bezoekers. Af en toe denkt ze mee over de plaatsing van een werk. Ze vertelt hoezeer ze traagheid boven efficiëntie verkiest, intuïtie boven ratio. Fysiek contact met het materiaal is cruciaal voor haar. De meeste foto’s zijn analoog ontwikkeld, sommige zelfs door middel van zilvergelatinedruk, een van de eerste methoden binnen de moderne fotografie. Ze trekt een parallel tussen het washi-fotopapier en de menselijke huid, die beide met het verstrijken van tijd inhammen vertonen. Voor een recente fotoserie plaatste ze dansers, die vanaf hun 35e levensjaar afgeschreven worden, tegenover de woestijn, waar de tijd juist kruipt. ‘We moeten niet zo bang zijn voor verval’, zegt ze. Al blijft haar werk soms wat in het persoonlijke hangen, de lome, dromerige kwaliteit is innemend.

Margaret Lansink bij galerie Bildhalle. Links: Adagio, rechts: Esteem

Annabel Essink

studeerde kunstgeschiedenis, werkt aan haar eerste roman

Recente artikelen